Is het de of het rooster?

Het mag allebei! Maar wij zeggen het rooster.

Rooster

roos·ter (de/het; m en o; meervoud: roosters) 1raamwerk van evenwijdig lopende staven: (België) iem. op het rooster leggen aan de tand voelen2vastgestelde orde of lijst van werkzaamheden: lesrooster, werkroosterroos·te·ren (roosterde, heeft geroosterd) 1braden op een rooster (1)

Roosteren kan verwijzen naar: